Standaardeisen voor de valkparkiet - Standaard van de valkparkiet

Terug

Standaard van de valkparkiet
Formaat:
De valkparkiet is een vogel van ± 34 cm, gemeten tussen de punt van de kuif en de uiteinden van de
verlengde staartveren. Het type van de vogel moet aangepast zijn aan het formaat.
Model:
De valkparkiet moet, van voren bezien, een brede, mooie volle borst hebben, welke zich naar de buik toe versmald en uitloopt in de spits toelopende staart wat in de vooraanzicht de duidelijke wigvorm te zien geeft. Op de rug gezien ook die duidelijke wigvorm; bij de vleugelbochten royaal breed, geleidelijk zich versmallend naar de staartpunt. Van opzij gezien, is de ruglijn vanaf de schedel, tot aan het uiteinde van de verlengde staartveren, nagenoeg recht. De valkparkiet heeft een slanke sierlijke gestalte wat echter niet wil zeggen dat de vogel een iel aanzien heeft. De sierlijkheid wordt juist geaccentueerd door de volle, ronde borstlijn, welke, van opzij bezien, de vogel het kenmerkende robuuste karakter geeft. Deze strakke gebogen borstlijn loopt nagenoeg ononderbroken door tot het einde van de verlengde staartpennen. Ook hierin komt de
wigvorm duidelijk tot uiting. De staart is compact en ook duidelijk wigvormig en bestaat uit 2
verlengde primaire en 5 trapsgewijs naar buiten toe korter wordende secundaire pennen.
Houding:
De valkparkiet zit in een juiste houding, als de ruglijn van de vogel een hoek van ± 60 graden heeft
t.o.v. de horizontaal. Daarbij omklemmen de poten stevig de stok en dragen de vogel zo, dat deze
geheel vrij van stok is. Dit samen geeft de vogel de nodige fiere houding. De vleugels moeten strak langs het lichaam gedragen worden, met zeven zichtbare handpennen. De vleugels sluiten op de bovenstaartdekveren.
Conditie:
Een goede conditie is een eerste vereiste. De vogel moet een gezonde, levendige uitdrukking hebben
en zonder verminkingen of andere gebreken zijn. Het oog is helder en levendig, de (aars) bevedering
rein en gaaf.
Kop:
De kop moet qua grootte en breedte passen bij het postuur van de valkparkiet. Van opzij bezien,
begint boven de neusdop een korte welving naar achteren, welke overgaat in een gebogen lijn in
tegengestelde richting, welke lijn de voorkant van de kuif vormt. Achter de kuif loopt de ronding van
de kop in een vloeiende lijn uit in de korte brede nek. De snavel vormt met de schedel een vloeiende
gebogen lijn. De kuif is vol en sierlijk en staat rechtop met gelijkmatige rondingen.
Poten:
De poten moeten recht en stevig zijn, zonder vergroeiingen of verruwingen. De tenen, twee naar
voren en twee naar achteren, voorzien van gelijkmatig gebogen nagels.
Snavel:
De snavel is tamelijk fors. Hij moet gaaf en gelijkmatig gebogen zijn. De punt raakt (bijna) de
befbevedering. De bovensnavel moet de ondersnavel omsluiten.
Bevedering:
Vanaf de snavelinzet tot aan het oog bevindt zich een smalle kale zone, die grijs behaard is. De rest
van de bevedering moet compleet, strak en glanzend zijn, in overeenstemming met de kleur, beschreven in de kleurstandaard.