Een wormbesmetting vindt plaats doordat de vogel wormeieren of larven van
besmette vogels opneemt. Bij een chronische worminfectie zien we een algehele
achteruitgang in conditie en vermagering. Indien niet wordt ingegrepen zal de
vogel uiteindelijk sterven. Vooral jonge vogels blijken gevoelig voor
worminfecties. Worminfecties zien we vaak in de warme zomermaanden optreden. Met
betrekking tot worminfecties kunnen we onderscheid maken tussen worminfecties in
het darmkanaal en worminfecties in de luchtwegen.
Therapie:
Vogels met een worminfectie dienen een zogenaamde anti-wormmiddel,
bijvoorbeeld ivormectine, toegediend te krijgen. Het anti-wormmiddel dient
strikt volgens voorschrift te worden gegeven. Een goede methode van ontwormen is
het wormmiddel toe te dienen met behulp van een druppelpipet, voederspuit met
slangetje of kropnaald. Gezien het besmettingsgevaar dient tijdens de wormkuur
de vlucht te worden gereinigd en moeten nieuwe zitstokken worden aangebracht. Na
de wormkuur, die veelal uit twee fasen bestaat, dient ook het binnenverblijf te
worden gereinigd en ontsmet (zie hoofdstuk `Reinigen en ontsmetten'). Hierbij
horen ook de drink- en voerbakken alsmede eventueel aanwezige broedblokken. |