| Voorwoord van de webmaster:
 Dit literatuurverslag is geschreven door Inger v/d Laan en Marieke Koehorst en 
geeft een zeer veel informatie over de papegaaienziekte. Het is dus niet 
gebaseerd op ervaring met deze ziekte.
 
 Inhoud:
 
 Voorwoord
 Inleiding
 
 Hoofdstuk 1 Papegaaienziekte
 ◊ 1.1 Wat is papegaaienziekte?
 ◊ 1.2 Besmettingsweg
 ◊ 1.3 Symptomen en verschijnselen
 ◊ 1.4 Hoeveel komt papegaaienziekte voor?
 
 Hoofdstuk 2 Het vaststellen en behandelen van papegaaienziekte
 ◊ 2.1 Het stellen van de diagnose
 ◊ 2.1.1 Cloaca uitstrijkjes
 ◊ 2.2 Therapie
 ◊ 2.2.1 Therapie en de kweek
 ◊ 2.2.2 Wat verder doen tijdens de behandeling
 
 Hoofdstuk 3 Preventieve maatregelen
 ◊ 3.1 Het Bestijdingsplan Papegaaienziekte
 ◊ 3.2 Maatregelen om papegaaienziekte te voorkomen
 ◊ Aankoop procedure
 ◊ Voorkomen dat vogels ziek worden
 
 Hoofdstuk 4 Mensen en papegaaienziekte
 ◊ 4.1 Is papegaaienziekte besmettelijk voor mensen?
 ◊ 4.2 De symptomen bij mensen met papegaaienziekte
 ◊ 4.3 Risicogroepen
 ◊ 4.4 Behandeling
 
 Hoofdstuk 5 Meldingsplicht
 5.1 Meldingscriterium
 
 Literatuurlijst
 
 
 Voorwoord
 Dit verslag is geschreven als onderdeel van de module DMH22 Preventieve en 
Curatieve Gezondheidszorg. Bij het project dierziekte moet een literatuurverslag 
geschreven worden over een bepaalde dierziekte, waarbij aandacht wordt besteed 
aan de verschillende facetten die bij de bestrijding van de ziekte komen kijken. 
Wij hebben gekozen voor papegaaienziekte (Psittacose), omdat wij merkten dat er 
onder vogelhouders niet zo heel veel over bekend is. Daarnaast komen wij zelf 
ook hobbymatig in contact met vogels. Het kunnen herkennen en behandelen van 
deze ziekte is van groot belang omdat het behalve schadelijk voor de vogels, ook 
gevaarlijk kan zijn voor mensen.
 
 Voor het zoeken van informatie hebben wij gebruik gemaakt van de mediatheek van 
het Van Hall Instituut, daarnaast hebben wij veel informatie gevonden op het 
internet. Via de heer Vd Molen, die zich heeft beziggehouden met het 
Bestrijdingsplan Papegaaienziekte hebben wij ook informatie gekregen over dit 
onderwerp. Daarnaast heeft hij ons in contact gebracht met mevr. Buys van het 
ID-DLO Lelystad. Zij heeft zich beziggehouden met het ontwikkelen van een nieuwe 
test om papegaaienziekte aan te tonen in de mest. Hierbij willen wij de heer Vd 
Molen en mevrouw Buys bedanken voor de informatie die wij over dit onderwerp 
hebben ontvangen. Voor de begeleiding vanuit het Van Hall Instituut willen wij 
de heer Dijkstra bedanken. Verder was het uitvoeren van het project en het 
schrijven van het verslag een leuke en interessante opdracht.
 
 Marieke Koehorst en Inger van der Laan, Gouda, December 2001.
 
 
 Inleiding
 In dit verslag wordt aandacht besteed aan Psittacose, ofwel papegaaienziekte. 
Deze ziekte wordt veroorzaakt door de bacterie Chlamydia psittaci en veroorzaakt 
gezondheidsproblemen bij vogels. Papegaaienziekte is een zoönose, dat betekent 
dat de ziekte van dieren overgebracht kan worden op mensen. Dit verslag is 
geschreven als onderdeel van de module DMH22 Preventieve en Curatieve 
Gezondheidszorg. Het doel van deze opdracht was het verkrijgen van inzicht in 
dierziektebestrijding, omdat diermanagement daarbij een belangrijke rol speelt. 
Hierbij moet gedacht worden aan het goed kunnen onderkennen van een ziekte, 
waarbij het gevaar voor dier (en mens) wordt ingezien en preventieve maatregelen 
kunnen worden genomen. Daarnaast is het belangrijk om te weten hoe je de ziekte 
opsporen en welke stappen moeten worden genomen om de ziekte te bestrijden. 
Misschien is het nemen van preventieve maatregelen om de ziekte te voorkomen wel 
één van belangrijkste punten. Dit verslag is geschreven voor vogelhouders en 
verzorgers van parkiet- en papegaaiachtigen, zodat zij weten hoe zij moeten 
handelen bij een geval van papegaaien-ziekte. Verder is het verslag ook bedoeld 
voor andere geïnteresseerden die met deze dieren of dit onderwerp in aanraking 
komen.
 
 In dit verslag komen de verschillende facetten die met papegaaienziekte en de 
bestrijding hiervan aan bod. In het eerste hoofdstuk zal aandacht besteed worden 
aan wat papegaaienziekte precies inhoudt, hoe het kan worden herkend en hoevaak 
het voorkomt. Het tweede hoofdstuk beschrijft hoe de ziekte kan worden 
aangetoond en hierbij wordt aandacht besteed aan een nieuwe ontwikkeling op het 
gebied van het aantonen van de ziekteverwekker. Verder worden de curatieve 
maatregelen (therapie) beschreven. Het derde hoofdstuk gaat over de preventie 
van papegaaienziekte. Het Bestrijdingsplan Papegaaienziekte was erop gericht de 
ziekte te voorkomen. Dit plan bestaat inmiddels niet meer. Verder staan er 
maatregelen die de vogelhouder zelf kan nemen ten einde zijn vogelcollectie vrij 
van papegaaienziekte te houden. Omdat papegaaienziekte een zoönose is, wordt in 
hoofdstuk vier aandacht besteed aan het herkennen en het verloop van Psittacose 
bij de mens, wie de risicogroepen vormen en hoe deze ziekte bij mensen te 
behandelen is. Ten slotte is papegaaienziekte een meldingsplichtige ziekte.
 
 
 Hoofdstuk 1 Papegaaienziekte
 
 1.1 Wat is papegaaienziekte?
 Papegaaienziekte is een infectieziekte die wordt veroorzaakt door de bacterie 
Chlamydia psittaci. Het is een zoönose, dat wil zeggen dat de ziekte van 
besmette dieren op mensen kan worden overgebracht. De naam papegaaienziekte is 
afgeleid van het Griekse woord Psittacose. Psittacose komt voor bij zowel vogels 
in het wild als bij kooivogels. Ook is Chlamydia psittaci aangetoond bij de 
meeste gedomesticeerde zoogdieren en vele wilde zoogdieren (Cornelisse, 1993). 
Het woord Ornithose wordt gebruikt wanneer de infectie wordt overgebracht door 
andere vogels, zoals duiven, kalkoenen, eenden, kanaries. Bij mensen worden de 
termen Ornithose/ Psittacose beide gebruikt.
 De Chlamydia bacterie is een obligaat intracellulaire parasiet en leeft in de 
weefselcellen van zijn gastheer (Cornelisse, 1993). Chlamydia psittaci is zowel 
in bloed, lever, milt, nieren als in uitwerpselen en veren van besmette vogels 
aangetoond.
 
 1.2 Besmettingsweg
 Besmetting met Psittacose kan direct of indirect plaatsvinden: bij directe 
overdracht van de ziekte gaat de besmetting over van vogel op vogel. Dit kan via 
de ademhaling, door inhalatie van met Chlamydia psittaci besmette 
luchtpartikels, deze partikels ontstaan uit gedroogde, besmette vogelexcreta als 
faeces, snot en oogvocht.Verder kan Psittacose worden 
overgebracht bij het snavelen, het voeren van de jongen of via het broedei: bij 
een aantal vogelsoorten is aangetoond dat Chlamydia psittaci over kan gaan van 
de vrouwelijke vogel op het ei. Indirecte overdracht vindt plaats via 
zitplaatsen, voerbak en drinkpot, transportkisten en reismanden of door luizen 
en teken.
 
 1.3 Symptomen en verschijnselen
 Na de besmetting wordt de vogel niet direct ziek. Bij papegaaien is de 
gemiddelde incubatietijd 42 dagen, maar grasparkieten kunnen jarenlang besmet 
zijn zonder dat zij ziekteverschijnselen vertonen. Deze schijnbaar gezonde 
vogels kunnen langdurig en soms levenslang drager zijn. Bij stress door 
bijvoorbeeld verhuizing of transport kunnen de vogels de ziekteverwekker 
uitscheiden. Het ziekteverloop kan acuut of chronisch zijn.
 
 De klinische verschijnselen van Psittacose bij papegaaien zijn:
 Depressie, vermageren, slecht verenkleed, braken, niezen, neus- en 
ooguitvloeiing en ademhalingsmoeilijkheden. Papegaaien met papegaaienziekte 
vertonen meestal een klassiek verschijnsel: limoengroene diarree, daarnaast 
heeft het urinegedeelte (normaal het witte gedeelte) van de uitwerpselen vaak 
een gele kleur. Hieruit kun je opmaken dat de vogel een leverontsteking heeft. 
De meeste dieren met een infectie met Chlamydia sterven binnen veertien dagen. 
Als secundaire infectie kan de vogel een hartziekte krijgen (Pinney, 2000). 
Chronisch zieke vogels laten een verminderde eetlust en activiteit zien. Ook kunnen in kweekbestanden de broedresultaten verminderd 
zijn.
 
 1.4 Hoeveel komt papegaaienziekte voor?
 Bij hoeveel vogels papegaaienziekte voorkomt is niet goed te zeggen. Het 
Bestrijdingsplan Papegaaienziekte (zie h. 3.1) heeft zich beziggehouden met het 
bemonsteren van vogelbestanden (grasparkieten en grote parkieten). Uit gegevens 
van 1997 bleken van 293 bemonsterde deelnemers, er 81 positief te zijn. In 27,6% 
van de vogelbestanden werden er dus vogels aangetoond die besmet bleken te zijn 
met Psittacose. Bij de vakgroep Pathologie, afd. Bijzondere Dieren (Dpt Vet 
Pathologie, Utrecht University) werden in 1997 24 uitbraken van Psittacose 
vastgesteld. Hierbij gaat het uitsluitend om uitbraken, waarbij sterfte 
optreedt. De vogels zijn pas onderzocht toen er problemen optraden. Op twee 
grote vogeltentoonstellingen zijn parkieten en agapornissen bemonsterd. Hieruit 
bleken er van de 458 vogels er 94 positief te zijn, ofwel 17,2%. Uit deze 
cijfers blijkt dus wel dat de ziekte bij redelijk wat vogels voorkomt en dat het 
voor vogelhouders belangrijk is hier aandacht aan te besteden.
 
 
 Hoofdstuk 2 Het vaststellen en behandelen van papegaaienziekte
 
 2.1 Het stellen van de diagnose
 Het is belangrijk om bij papegaaienziekte de juiste diagnose te stellen, omdat 
het een zoönose is. De symptomen van papegaaienziekte zijn niet specifiek. Het 
definitief vaststellen van de ziekte moet daarom gebeuren door middel van een 
test. De ziekte komt ook voor bij ogenschijnlijk gezonde papegaaien en 
parkieten. Zij kunnen de ziekte bij zich dragen zonder er zelf ziek van te 
worden, maar kunnen onder stressomstandigheden de ziekteverwekker wel 
uitscheiden. Het vaststellen van Psittacose moet niet alleen 
gebeuren bij vogels die al ziek zijn, maar ook bij gezonde vogelbestanden om op 
die manier een uitbraak te kunnen voorkomen.
 
 2.1.1 Cloaca uitstrijkjes
 Om de ziekteverwekker aan te tonen worden cloaca uitstrijkjes genomen bij 
individuele vogels door middel van swaps, dit zijn een soort wattenstaafjes, 
waarmee materiaal wordt verzameld voor laboratorium-onderzoek Het materiaal kan 
worden onderzocht door middel van een ELISA test (Enzyme-Linked Immunosorbent 
Assay). Hiermee kan de verwekker Chlamydia psittaci en de antilichamen worden 
aangetoond. Bij het ontbreken van antilichamen geeft dit een goede indicatie dat 
de vogel vrij is van de infectie. Bij een positieve uitslag zal moeten worden 
uitgemaakt of de vogels valspositief is, dat wil zeggen dat er uit de test komt 
dat de vogel de infectie heeft, maar dat dit niet het geval is. Daarna moet 
worden gekeken of de vogel een actieve infectie doormaakt, al genezen is of een 
drager. Dragers en zieke vogels moeten worden behandeld.  Een nadeel van 
deze test is dat door het gebruikmaken van de swabs, de uitslag valspositief kan 
zijn door bacteriën of conserveermiddelen in de stokjes. Verder is deze manier 
van testen duur (Ducatelle, 1993).
 
 2.2 Therapie
 Papegaaienziekte is goed te behandelen. Bij het aantonen van papegaaienziekte 
bij één of meerdere vogels in het bestand moeten alle vogels worden behandeld. 
De vogels krijgen voer met het antibioticum Doxycycline gedurende 30-45 dagen 
(Pinney, 2000). Het toedienen door het drinkwater heeft geen zin: de 
bloedspiegels blijven te laag om effectief te zijn. Grote (individuele) 
papegaaien kunnen worden behandeld met injecties Doxycycline, een nadeel hiervan 
is dat er spierbeschadigingen kunnen optreden (Ducatelle, 1993). Ook vogels die 
niet of niet voldoende eten kunnen injecties Doxycycline krijgen. Met 
Doxycycline gemedicineerd voer is te verkrijgen bij de dierenarts.
 
 2.2.1 Therapie en de kweek
 Een belangrijk nadeel van Tetyracyclines, waartoe ook Doxycycline behoort, is 
dat het zich bindt aan calcium. De totale calciumverstrekking dient minder dan 
0,7% in het dieet te zijn, omdat anders de opname van Doxycycline wordt 
verminderd. Tijdens de kweek kan dit echter leiden tot ernstige 
calciumdeficiënties, waardoor problemen kunnen ontstaan met de ei-productie. Het 
is beter als de kweek tijdens de behandelperiode wordt stilgelegd (Ducatelle, 
1993).
 
 2.2.2 Wat verder doen tijdens de behandeling
 De ziekte is een zoönose, daarom moeten eigenaren die vogels hebben met 
Psittacose altijd hygiënisch te werk gaan. De vogels die besmet zijn worden 
apart gezet. De kooien en verblijven moeten dagelijks grondig gedesinfecteerd 
met een goed desinfectiemiddel, als Halamid of een bleekoplossing (1/4 kopje met 
bleek op 1 liter water). Bij het schoonmaken van de vogels moet er opgepast 
worden dat er geen vogelexcreta ingeademd worden, omdat deze voor de overdraging 
van de ziekte zorgen. Daarom wordt er geadviseerd om een stofkapje en 
handschoenen te dragen tijdens het schoonmaken van de ruimtes (Pinney, 2000).
 
 Tijdens de behandelperiode wordt het geven van aminozuren of multivitaminen 
aangeraden naast het gemedicineerde voer. Er mag echter geen ander voer worden 
gegeven tijdens de behandeling. Het is belangrijk in deze periode geen vogels te 
verkopen, aan te kopen of tentoontestellen (B.P.P).
 Na de behandelperiode is het zeer aan te raden de vogels opnieuw laten testen op 
Psittacose om er zeker van te zijn dat ze vrij zijn van de ziekte.
 
 
 Hoofdstuk 3 Preventieve maatregelen
 
 3.1 Het Bestijdingsplan Papegaaienziekte
 Naast het aantonen en behandelen van Psittacose is het eigenlijk belangrijker om 
de ziekte te voorkomen. Een aantal jaren geleden was er de Stichting 
Bestrijdingsplan Papegaaienziekte (B.P.P), dit bestrijdingsplan bestaat 
inmiddels niet meer, omdat de werkwijze te duur bleek. Het Bestrijdingsplan 
Papegaaienziekte was erop gericht om de ziekte te voorkomen en is daarom wel 
interessant om hier kort te beschrijven.
 
 Het Bestrijdingsplan Papegaaienziekte had de volgende doelstellingen:
 * Verbeteren van de gezondheid van de vogels.
 * Het verminderen van het risico dat mensen in contact kunnen komen met 
papegaaienziekte.
 * Een positieve beïnvloeding van de handel en het vertrouwen van de klant.
 
 Vogelkwekers konden zich vrijwillig aanmelden bij het Bestrijdingsplan 
Papegaaienziekte.
 De werkwijze bestond uit het twee keer per jaar bemonsteren van 10% van het 
vogelbestand. Bij het aantonen van de ziekte moeten alle aanwezige vogels worden 
behandeld. Vogelkwekers die vrij zijn van de ziekte krijgen een door de 
Faculteit Diergeneeskunde gewaarmerkte sticker.
 
 3.2 Maatregelen om papegaaienziekte te voorkomen
 Vogelhouders kunnen door het nemen van maatregelen papegaaienziekte voorkomen of 
de kans hierop zoveel mogelijk beperken. Eén van de maatregelen is het 
regelmatig laten testen van de vogels op Psittacose door een dierenarts en 
indien nodig behandelen.
 
 Aankoop procedure:
 Schaf vogels aan uit niet te grote collecties, zoals vogelmarkten, 
vogelhandelaren of tentoonstellingen. Op deze plaatsen komen veel vogels van 
verschillende eigenaren bijelkaar.
 Nieuwe vogels moeten altijd in quarantaine gehouden worden in een aparte kooi of 
vlucht gedurende een perioden van vier weken (B.P.P). De vogels kan men tijdens 
deze periode laten testen op papegaaienziekte, zodat ze vrij zijn van Psittacose 
voordat ze bij de eigen collectie worden gezet (Pinney, 2000).
 
 Voorkomen dat vogels ziek worden:
 Besmetting kan ook plaatsvinden door contact met buitenvogels, dit contact moet 
zoveel mogelijk worden beperkt door bijvoorbeeld een geheel gesloten dak op de 
voliere. Verder is een goede goede hygiëne van de kooien of voliere belangrijk. 
De mest moet regelmatig worden verwijderd. Het vogelzand moet bij het 
schoonmaken geheel worden vervangen, als het zand wordt gezeefd dan blijven er 
mestdeeltjes achter. Om onderlinge besmetting te voorkomen moet elke kooi zijn 
voorzien van eigen voer en waterbakken (B.P.P).
 
 
 Hoofdstuk 4 Mensen en papegaaienziekte
 
 4.1 Is papegaaienziekte besmettelijk voor mensen?
 Papegaaienziekte is een zoönose, dat betekent dat het van dier op mens 
overdraagbaar is. Door inhalatie van met Chlamydia psittaci besmette 
luchtpartikels kan de mens besmet worden. Deze partikels ontstaan uit gedroogde, 
besmette vogelexcreta (faeces, snot en oogvocht). Het schoonmaken van hokken of 
kooien waarin besmette vogels verblijven, kan tot besmetting leiden. In zeer 
bijzondere omstandigheden kan infectie van mens op mens plaatsvinden, met name 
als de patiënt een productieve hoest heeft
 
 4.2 De symptomen bij mensen met papegaaienziekte
 De ziekte kan acuut maar ook sluipend beginnen. Chlamydia psittaci veroorzaakt 
een systematische infectie. In de meeste gevallen zijn de longen aangedaan. De 
voornaamste verschijnselen zijn:
 
 * Langdurige hoge koorts (40,5 graden Celsius)
 * met een relatief lage polsslag
 * Koude rillingen
 * Hevige hoofd- en spierpijnen (voornamelijk rug en nek) en non-productieve 
hoest.
 * Soms is er sprake van slijmerig sputum (spuug) met bloedspoortjes aanvankelijk 
gaat het echter om een droge kuchhoest of wordt er niet gehoest
 
 De klinische verschijnselen kunnen zo gering zijn dat het alleen met een 
röntgenfoto kan worden vastgesteld. De röntgenfoto toont vaak opvallend sterke 
afwijkingen in verhouding tot het klinische beeld. De verschijnselen zijn veelal 
mild van karakter, maar bij de onbehandelde ouderen kan de ziekte dodelijk 
verlopen. Af en toe komt huiduitslag voor, gelijkend op de roseolen (kleine rode 
vlekjes) bij tyfus. Een klein aantal van de patiënten heeft gastro-intestinale 
klachten, zoals braken, buikpijn en diarree. Incidenteel voorkomende 
complicaties zijn: respiratoire insufficiëntie (niet goed functioneren van de 
luchtwegen), icterus (geelzucht), splenomegalie (vergrote milt), myocarditis 
(ontsteking van de hartspier), trombophlebitis (aderontsteking), encefalitis 
(hersenontsteking) en lethargie (slaapzucht).
 
 4.3 Risicogroepen
 Papegaaienziekte komt vooral voor bij vogelhandelaren en mensen, die in de 
pluimvee-industrie werken. Het kan ook voorkomen in thuissituaties wanneer 
duiven of andere vogels worden gehouden. Ook vogelopvangcentra's gaan fungeren 
als verzamelplaats van papegaaienziekte waarbij vogels maar ook de verzorgers en 
bezoekers een risico lopen. Vooral mensen die heel veel vogels bij elkaar 
hebben, hebben een verhoogd risico om de ziekte op te lopen. De infectiedruk van 
zo'n ziekte is namelijk dan heel hoog (Hooimeijer, 2000). Vogelhouders moeten 
bij aandoeningen aan de luchtwegen of griep-achtige verschijnselen de 
behandelend arts attent maken op de mogelijkheid van een Psittacose-infectie.
 
 4.4 Behandeling
 De infectie kan met Tetracycline behandeld worden. Een goede behandeling is zeer 
belangrijk om sluimerende infecties en recidieven (het terugkomen van de ziekte) 
te voorkomen. Indien Tetracycline gecontraïndiceerd is, kan Erythromycine worden 
voorgeschreven. Na infectie treedt slechts tijdelijke en onvolledige immuniteit 
op. Herinfectie komt voor, zelfs ondanks hoge antistoftiters. Vooral de 
risicogroepen dienen hiermee rekening te houden.
 
 
 Hoofdstuk 5 Meldingsplicht
 Psittacose/ornithose is een meldingsplichtige ziekte groep C. Het laboratorium 
waar de desbetreffende ziekteverwekker is vastgesteld, dient dit volgens de wet 
Bestrijding Infectieziekten Opsporing Ziekteoorzaken (WBO) te melden aan de GGD 
(Gemeentelijke Gezondheids Dienst). De GGD meldt anoniem aan IGZ 
(Inspectiedienst voor de Gezondheidszorg) en levert gegevens voor de landelijke 
surveillance van meldingsplichtige ziekten.
 
 5.1 Meldingscriterium
 Een persoon met een passend klinisch beeld in combinatie met aantonen van een 
viervoudige of grotere stijging van de antistoftiter tegen Chlamydia psittaci in 
een serumpaar met behulp van de complement bindingstest (sera afgenomen in de 
acute fase en de herstelfase met een tussenpoos van twee of meer weken) of 
aanwezigheid van IgM-antistoffen tegen Chlamydia psittaci of aantonen van 
Chlamydia psittaci-antigeen in patiëntenmateriaal door middel van 
immunofluorescentie of aantonen van Chlamydia psittaci in patiëntenmateriaal met 
behulp van de PCR-test.
 
 
 Literatuurlijst
 Aiello S., 1998 The Merck veterinary manual eight edition, USA.
 Cornelisse, 1993 Bacteriële en mycotische aandoeningen bij dieren, Bunge, 
Utrecht.
 Ducatelle K., Zwart P., 1993 Diergeneeskundig Memorandum Handleiding voor 
bijzondere dieren, Mycofarm/ Janssen Pharmaceutica/ Solvay Duphar, Amsterdam.
 Hooimeijer J., 2000 De opvang van papegaaien, een groeiend probleem, Dier en 
Arts 12, 369-370.
 Pinney C., 2000 The illustrated veterinary guide 2e editie, MC Graw-Hill, USA.
 
 Internet
 http://www.dewittemerel.nl, 
19-11-2001, "De witte merel Vogelvereniging"
 http://www.rivm.nl/isis , 
11-2001, Infectieziekten Surveillance Informatie Systeem, Staattoezicht op de 
Volksgezondheid: Infectieziektenbulletin verschijnt één keer per vier weken.
 
 Bestrijdingsplan Papegaaienziekte (stencils)
 B.P.P.: Informatie uit de stencils van Het Bestrijdingsplan Papegaaienziekte, 
Boxtel.
 Overzicht B.P.P: 1997 Resultaten van het project B.P.P. 1997, Dpt Vet Pathology, 
Utrecht University, Utrecht.
 
 Met dank aan: Inger v/d Laan en Marieke Koehorst
 
| Teksten mogen alleen overgenomen worden met toestemming van auteurs
 
 
 |  |