Voorwoord van de webmaster:
Dit literatuurverslag is geschreven door Inger v/d Laan en Marieke Koehorst en
geeft een zeer veel informatie over de papegaaienziekte. Het is dus niet
gebaseerd op ervaring met deze ziekte.
Inhoud:
Voorwoord
Inleiding
Hoofdstuk 1 Papegaaienziekte
◊ 1.1 Wat is papegaaienziekte?
◊ 1.2 Besmettingsweg
◊ 1.3 Symptomen en verschijnselen
◊ 1.4 Hoeveel komt papegaaienziekte voor?
Hoofdstuk 2 Het vaststellen en behandelen van papegaaienziekte
◊ 2.1 Het stellen van de diagnose
◊ 2.1.1 Cloaca uitstrijkjes
◊ 2.2 Therapie
◊ 2.2.1 Therapie en de kweek
◊ 2.2.2 Wat verder doen tijdens de behandeling
Hoofdstuk 3 Preventieve maatregelen
◊ 3.1 Het Bestijdingsplan Papegaaienziekte
◊ 3.2 Maatregelen om papegaaienziekte te voorkomen
◊ Aankoop procedure
◊ Voorkomen dat vogels ziek worden
Hoofdstuk 4 Mensen en papegaaienziekte
◊ 4.1 Is papegaaienziekte besmettelijk voor mensen?
◊ 4.2 De symptomen bij mensen met papegaaienziekte
◊ 4.3 Risicogroepen
◊ 4.4 Behandeling
Hoofdstuk 5 Meldingsplicht
5.1 Meldingscriterium
Literatuurlijst
Voorwoord
Dit verslag is geschreven als onderdeel van de module DMH22 Preventieve en
Curatieve Gezondheidszorg. Bij het project dierziekte moet een literatuurverslag
geschreven worden over een bepaalde dierziekte, waarbij aandacht wordt besteed
aan de verschillende facetten die bij de bestrijding van de ziekte komen kijken.
Wij hebben gekozen voor papegaaienziekte (Psittacose), omdat wij merkten dat er
onder vogelhouders niet zo heel veel over bekend is. Daarnaast komen wij zelf
ook hobbymatig in contact met vogels. Het kunnen herkennen en behandelen van
deze ziekte is van groot belang omdat het behalve schadelijk voor de vogels, ook
gevaarlijk kan zijn voor mensen.
Voor het zoeken van informatie hebben wij gebruik gemaakt van de mediatheek van
het Van Hall Instituut, daarnaast hebben wij veel informatie gevonden op het
internet. Via de heer Vd Molen, die zich heeft beziggehouden met het
Bestrijdingsplan Papegaaienziekte hebben wij ook informatie gekregen over dit
onderwerp. Daarnaast heeft hij ons in contact gebracht met mevr. Buys van het
ID-DLO Lelystad. Zij heeft zich beziggehouden met het ontwikkelen van een nieuwe
test om papegaaienziekte aan te tonen in de mest. Hierbij willen wij de heer Vd
Molen en mevrouw Buys bedanken voor de informatie die wij over dit onderwerp
hebben ontvangen. Voor de begeleiding vanuit het Van Hall Instituut willen wij
de heer Dijkstra bedanken. Verder was het uitvoeren van het project en het
schrijven van het verslag een leuke en interessante opdracht.
Marieke Koehorst en Inger van der Laan, Gouda, December 2001.
Inleiding
In dit verslag wordt aandacht besteed aan Psittacose, ofwel papegaaienziekte.
Deze ziekte wordt veroorzaakt door de bacterie Chlamydia psittaci en veroorzaakt
gezondheidsproblemen bij vogels. Papegaaienziekte is een zoönose, dat betekent
dat de ziekte van dieren overgebracht kan worden op mensen. Dit verslag is
geschreven als onderdeel van de module DMH22 Preventieve en Curatieve
Gezondheidszorg. Het doel van deze opdracht was het verkrijgen van inzicht in
dierziektebestrijding, omdat diermanagement daarbij een belangrijke rol speelt.
Hierbij moet gedacht worden aan het goed kunnen onderkennen van een ziekte,
waarbij het gevaar voor dier (en mens) wordt ingezien en preventieve maatregelen
kunnen worden genomen. Daarnaast is het belangrijk om te weten hoe je de ziekte
opsporen en welke stappen moeten worden genomen om de ziekte te bestrijden.
Misschien is het nemen van preventieve maatregelen om de ziekte te voorkomen wel
één van belangrijkste punten. Dit verslag is geschreven voor vogelhouders en
verzorgers van parkiet- en papegaaiachtigen, zodat zij weten hoe zij moeten
handelen bij een geval van papegaaien-ziekte. Verder is het verslag ook bedoeld
voor andere geïnteresseerden die met deze dieren of dit onderwerp in aanraking
komen.
In dit verslag komen de verschillende facetten die met papegaaienziekte en de
bestrijding hiervan aan bod. In het eerste hoofdstuk zal aandacht besteed worden
aan wat papegaaienziekte precies inhoudt, hoe het kan worden herkend en hoevaak
het voorkomt. Het tweede hoofdstuk beschrijft hoe de ziekte kan worden
aangetoond en hierbij wordt aandacht besteed aan een nieuwe ontwikkeling op het
gebied van het aantonen van de ziekteverwekker. Verder worden de curatieve
maatregelen (therapie) beschreven. Het derde hoofdstuk gaat over de preventie
van papegaaienziekte. Het Bestrijdingsplan Papegaaienziekte was erop gericht de
ziekte te voorkomen. Dit plan bestaat inmiddels niet meer. Verder staan er
maatregelen die de vogelhouder zelf kan nemen ten einde zijn vogelcollectie vrij
van papegaaienziekte te houden. Omdat papegaaienziekte een zoönose is, wordt in
hoofdstuk vier aandacht besteed aan het herkennen en het verloop van Psittacose
bij de mens, wie de risicogroepen vormen en hoe deze ziekte bij mensen te
behandelen is. Ten slotte is papegaaienziekte een meldingsplichtige ziekte.
Hoofdstuk 1 Papegaaienziekte
1.1 Wat is papegaaienziekte?
Papegaaienziekte is een infectieziekte die wordt veroorzaakt door de bacterie
Chlamydia psittaci. Het is een zoönose, dat wil zeggen dat de ziekte van
besmette dieren op mensen kan worden overgebracht. De naam papegaaienziekte is
afgeleid van het Griekse woord Psittacose. Psittacose komt voor bij zowel vogels
in het wild als bij kooivogels. Ook is Chlamydia psittaci aangetoond bij de
meeste gedomesticeerde zoogdieren en vele wilde zoogdieren (Cornelisse, 1993).
Het woord Ornithose wordt gebruikt wanneer de infectie wordt overgebracht door
andere vogels, zoals duiven, kalkoenen, eenden, kanaries. Bij mensen worden de
termen Ornithose/ Psittacose beide gebruikt.
De Chlamydia bacterie is een obligaat intracellulaire parasiet en leeft in de
weefselcellen van zijn gastheer (Cornelisse, 1993). Chlamydia psittaci is zowel
in bloed, lever, milt, nieren als in uitwerpselen en veren van besmette vogels
aangetoond.
1.2 Besmettingsweg
Besmetting met Psittacose kan direct of indirect plaatsvinden: bij directe
overdracht van de ziekte gaat de besmetting over van vogel op vogel. Dit kan via
de ademhaling, door inhalatie van met Chlamydia psittaci besmette
luchtpartikels, deze partikels ontstaan uit gedroogde, besmette vogelexcreta als
faeces, snot en oogvocht.Verder kan Psittacose worden
overgebracht bij het snavelen, het voeren van de jongen of via het broedei: bij
een aantal vogelsoorten is aangetoond dat Chlamydia psittaci over kan gaan van
de vrouwelijke vogel op het ei. Indirecte overdracht vindt plaats via
zitplaatsen, voerbak en drinkpot, transportkisten en reismanden of door luizen
en teken.
1.3 Symptomen en verschijnselen
Na de besmetting wordt de vogel niet direct ziek. Bij papegaaien is de
gemiddelde incubatietijd 42 dagen, maar grasparkieten kunnen jarenlang besmet
zijn zonder dat zij ziekteverschijnselen vertonen. Deze schijnbaar gezonde
vogels kunnen langdurig en soms levenslang drager zijn. Bij stress door
bijvoorbeeld verhuizing of transport kunnen de vogels de ziekteverwekker
uitscheiden. Het ziekteverloop kan acuut of chronisch zijn.
De klinische verschijnselen van Psittacose bij papegaaien zijn:
Depressie, vermageren, slecht verenkleed, braken, niezen, neus- en
ooguitvloeiing en ademhalingsmoeilijkheden. Papegaaien met papegaaienziekte
vertonen meestal een klassiek verschijnsel: limoengroene diarree, daarnaast
heeft het urinegedeelte (normaal het witte gedeelte) van de uitwerpselen vaak
een gele kleur. Hieruit kun je opmaken dat de vogel een leverontsteking heeft.
De meeste dieren met een infectie met Chlamydia sterven binnen veertien dagen.
Als secundaire infectie kan de vogel een hartziekte krijgen (Pinney, 2000).
Chronisch zieke vogels laten een verminderde eetlust en activiteit zien. Ook kunnen in kweekbestanden de broedresultaten verminderd
zijn.
1.4 Hoeveel komt papegaaienziekte voor?
Bij hoeveel vogels papegaaienziekte voorkomt is niet goed te zeggen. Het
Bestrijdingsplan Papegaaienziekte (zie h. 3.1) heeft zich beziggehouden met het
bemonsteren van vogelbestanden (grasparkieten en grote parkieten). Uit gegevens
van 1997 bleken van 293 bemonsterde deelnemers, er 81 positief te zijn. In 27,6%
van de vogelbestanden werden er dus vogels aangetoond die besmet bleken te zijn
met Psittacose. Bij de vakgroep Pathologie, afd. Bijzondere Dieren (Dpt Vet
Pathologie, Utrecht University) werden in 1997 24 uitbraken van Psittacose
vastgesteld. Hierbij gaat het uitsluitend om uitbraken, waarbij sterfte
optreedt. De vogels zijn pas onderzocht toen er problemen optraden. Op twee
grote vogeltentoonstellingen zijn parkieten en agapornissen bemonsterd. Hieruit
bleken er van de 458 vogels er 94 positief te zijn, ofwel 17,2%. Uit deze
cijfers blijkt dus wel dat de ziekte bij redelijk wat vogels voorkomt en dat het
voor vogelhouders belangrijk is hier aandacht aan te besteden.
Hoofdstuk 2 Het vaststellen en behandelen van papegaaienziekte
2.1 Het stellen van de diagnose
Het is belangrijk om bij papegaaienziekte de juiste diagnose te stellen, omdat
het een zoönose is. De symptomen van papegaaienziekte zijn niet specifiek. Het
definitief vaststellen van de ziekte moet daarom gebeuren door middel van een
test. De ziekte komt ook voor bij ogenschijnlijk gezonde papegaaien en
parkieten. Zij kunnen de ziekte bij zich dragen zonder er zelf ziek van te
worden, maar kunnen onder stressomstandigheden de ziekteverwekker wel
uitscheiden. Het vaststellen van Psittacose moet niet alleen
gebeuren bij vogels die al ziek zijn, maar ook bij gezonde vogelbestanden om op
die manier een uitbraak te kunnen voorkomen.
2.1.1 Cloaca uitstrijkjes
Om de ziekteverwekker aan te tonen worden cloaca uitstrijkjes genomen bij
individuele vogels door middel van swaps, dit zijn een soort wattenstaafjes,
waarmee materiaal wordt verzameld voor laboratorium-onderzoek Het materiaal kan
worden onderzocht door middel van een ELISA test (Enzyme-Linked Immunosorbent
Assay). Hiermee kan de verwekker Chlamydia psittaci en de antilichamen worden
aangetoond. Bij het ontbreken van antilichamen geeft dit een goede indicatie dat
de vogel vrij is van de infectie. Bij een positieve uitslag zal moeten worden
uitgemaakt of de vogels valspositief is, dat wil zeggen dat er uit de test komt
dat de vogel de infectie heeft, maar dat dit niet het geval is. Daarna moet
worden gekeken of de vogel een actieve infectie doormaakt, al genezen is of een
drager. Dragers en zieke vogels moeten worden behandeld. Een nadeel van
deze test is dat door het gebruikmaken van de swabs, de uitslag valspositief kan
zijn door bacteriën of conserveermiddelen in de stokjes. Verder is deze manier
van testen duur (Ducatelle, 1993).
2.2 Therapie
Papegaaienziekte is goed te behandelen. Bij het aantonen van papegaaienziekte
bij één of meerdere vogels in het bestand moeten alle vogels worden behandeld.
De vogels krijgen voer met het antibioticum Doxycycline gedurende 30-45 dagen
(Pinney, 2000). Het toedienen door het drinkwater heeft geen zin: de
bloedspiegels blijven te laag om effectief te zijn. Grote (individuele)
papegaaien kunnen worden behandeld met injecties Doxycycline, een nadeel hiervan
is dat er spierbeschadigingen kunnen optreden (Ducatelle, 1993). Ook vogels die
niet of niet voldoende eten kunnen injecties Doxycycline krijgen. Met
Doxycycline gemedicineerd voer is te verkrijgen bij de dierenarts.
2.2.1 Therapie en de kweek
Een belangrijk nadeel van Tetyracyclines, waartoe ook Doxycycline behoort, is
dat het zich bindt aan calcium. De totale calciumverstrekking dient minder dan
0,7% in het dieet te zijn, omdat anders de opname van Doxycycline wordt
verminderd. Tijdens de kweek kan dit echter leiden tot ernstige
calciumdeficiënties, waardoor problemen kunnen ontstaan met de ei-productie. Het
is beter als de kweek tijdens de behandelperiode wordt stilgelegd (Ducatelle,
1993).
2.2.2 Wat verder doen tijdens de behandeling
De ziekte is een zoönose, daarom moeten eigenaren die vogels hebben met
Psittacose altijd hygiënisch te werk gaan. De vogels die besmet zijn worden
apart gezet. De kooien en verblijven moeten dagelijks grondig gedesinfecteerd
met een goed desinfectiemiddel, als Halamid of een bleekoplossing (1/4 kopje met
bleek op 1 liter water). Bij het schoonmaken van de vogels moet er opgepast
worden dat er geen vogelexcreta ingeademd worden, omdat deze voor de overdraging
van de ziekte zorgen. Daarom wordt er geadviseerd om een stofkapje en
handschoenen te dragen tijdens het schoonmaken van de ruimtes (Pinney, 2000).
Tijdens de behandelperiode wordt het geven van aminozuren of multivitaminen
aangeraden naast het gemedicineerde voer. Er mag echter geen ander voer worden
gegeven tijdens de behandeling. Het is belangrijk in deze periode geen vogels te
verkopen, aan te kopen of tentoontestellen (B.P.P).
Na de behandelperiode is het zeer aan te raden de vogels opnieuw laten testen op
Psittacose om er zeker van te zijn dat ze vrij zijn van de ziekte.
Hoofdstuk 3 Preventieve maatregelen
3.1 Het Bestijdingsplan Papegaaienziekte
Naast het aantonen en behandelen van Psittacose is het eigenlijk belangrijker om
de ziekte te voorkomen. Een aantal jaren geleden was er de Stichting
Bestrijdingsplan Papegaaienziekte (B.P.P), dit bestrijdingsplan bestaat
inmiddels niet meer, omdat de werkwijze te duur bleek. Het Bestrijdingsplan
Papegaaienziekte was erop gericht om de ziekte te voorkomen en is daarom wel
interessant om hier kort te beschrijven.
Het Bestrijdingsplan Papegaaienziekte had de volgende doelstellingen:
* Verbeteren van de gezondheid van de vogels.
* Het verminderen van het risico dat mensen in contact kunnen komen met
papegaaienziekte.
* Een positieve beïnvloeding van de handel en het vertrouwen van de klant.
Vogelkwekers konden zich vrijwillig aanmelden bij het Bestrijdingsplan
Papegaaienziekte.
De werkwijze bestond uit het twee keer per jaar bemonsteren van 10% van het
vogelbestand. Bij het aantonen van de ziekte moeten alle aanwezige vogels worden
behandeld. Vogelkwekers die vrij zijn van de ziekte krijgen een door de
Faculteit Diergeneeskunde gewaarmerkte sticker.
3.2 Maatregelen om papegaaienziekte te voorkomen
Vogelhouders kunnen door het nemen van maatregelen papegaaienziekte voorkomen of
de kans hierop zoveel mogelijk beperken. Eén van de maatregelen is het
regelmatig laten testen van de vogels op Psittacose door een dierenarts en
indien nodig behandelen.
Aankoop procedure:
Schaf vogels aan uit niet te grote collecties, zoals vogelmarkten,
vogelhandelaren of tentoonstellingen. Op deze plaatsen komen veel vogels van
verschillende eigenaren bijelkaar.
Nieuwe vogels moeten altijd in quarantaine gehouden worden in een aparte kooi of
vlucht gedurende een perioden van vier weken (B.P.P). De vogels kan men tijdens
deze periode laten testen op papegaaienziekte, zodat ze vrij zijn van Psittacose
voordat ze bij de eigen collectie worden gezet (Pinney, 2000).
Voorkomen dat vogels ziek worden:
Besmetting kan ook plaatsvinden door contact met buitenvogels, dit contact moet
zoveel mogelijk worden beperkt door bijvoorbeeld een geheel gesloten dak op de
voliere. Verder is een goede goede hygiëne van de kooien of voliere belangrijk.
De mest moet regelmatig worden verwijderd. Het vogelzand moet bij het
schoonmaken geheel worden vervangen, als het zand wordt gezeefd dan blijven er
mestdeeltjes achter. Om onderlinge besmetting te voorkomen moet elke kooi zijn
voorzien van eigen voer en waterbakken (B.P.P).
Hoofdstuk 4 Mensen en papegaaienziekte
4.1 Is papegaaienziekte besmettelijk voor mensen?
Papegaaienziekte is een zoönose, dat betekent dat het van dier op mens
overdraagbaar is. Door inhalatie van met Chlamydia psittaci besmette
luchtpartikels kan de mens besmet worden. Deze partikels ontstaan uit gedroogde,
besmette vogelexcreta (faeces, snot en oogvocht). Het schoonmaken van hokken of
kooien waarin besmette vogels verblijven, kan tot besmetting leiden. In zeer
bijzondere omstandigheden kan infectie van mens op mens plaatsvinden, met name
als de patiënt een productieve hoest heeft
4.2 De symptomen bij mensen met papegaaienziekte
De ziekte kan acuut maar ook sluipend beginnen. Chlamydia psittaci veroorzaakt
een systematische infectie. In de meeste gevallen zijn de longen aangedaan. De
voornaamste verschijnselen zijn:
* Langdurige hoge koorts (40,5 graden Celsius)
* met een relatief lage polsslag
* Koude rillingen
* Hevige hoofd- en spierpijnen (voornamelijk rug en nek) en non-productieve
hoest.
* Soms is er sprake van slijmerig sputum (spuug) met bloedspoortjes aanvankelijk
gaat het echter om een droge kuchhoest of wordt er niet gehoest
De klinische verschijnselen kunnen zo gering zijn dat het alleen met een
röntgenfoto kan worden vastgesteld. De röntgenfoto toont vaak opvallend sterke
afwijkingen in verhouding tot het klinische beeld. De verschijnselen zijn veelal
mild van karakter, maar bij de onbehandelde ouderen kan de ziekte dodelijk
verlopen. Af en toe komt huiduitslag voor, gelijkend op de roseolen (kleine rode
vlekjes) bij tyfus. Een klein aantal van de patiënten heeft gastro-intestinale
klachten, zoals braken, buikpijn en diarree. Incidenteel voorkomende
complicaties zijn: respiratoire insufficiëntie (niet goed functioneren van de
luchtwegen), icterus (geelzucht), splenomegalie (vergrote milt), myocarditis
(ontsteking van de hartspier), trombophlebitis (aderontsteking), encefalitis
(hersenontsteking) en lethargie (slaapzucht).
4.3 Risicogroepen
Papegaaienziekte komt vooral voor bij vogelhandelaren en mensen, die in de
pluimvee-industrie werken. Het kan ook voorkomen in thuissituaties wanneer
duiven of andere vogels worden gehouden. Ook vogelopvangcentra's gaan fungeren
als verzamelplaats van papegaaienziekte waarbij vogels maar ook de verzorgers en
bezoekers een risico lopen. Vooral mensen die heel veel vogels bij elkaar
hebben, hebben een verhoogd risico om de ziekte op te lopen. De infectiedruk van
zo'n ziekte is namelijk dan heel hoog (Hooimeijer, 2000). Vogelhouders moeten
bij aandoeningen aan de luchtwegen of griep-achtige verschijnselen de
behandelend arts attent maken op de mogelijkheid van een Psittacose-infectie.
4.4 Behandeling
De infectie kan met Tetracycline behandeld worden. Een goede behandeling is zeer
belangrijk om sluimerende infecties en recidieven (het terugkomen van de ziekte)
te voorkomen. Indien Tetracycline gecontraïndiceerd is, kan Erythromycine worden
voorgeschreven. Na infectie treedt slechts tijdelijke en onvolledige immuniteit
op. Herinfectie komt voor, zelfs ondanks hoge antistoftiters. Vooral de
risicogroepen dienen hiermee rekening te houden.
Hoofdstuk 5 Meldingsplicht
Psittacose/ornithose is een meldingsplichtige ziekte groep C. Het laboratorium
waar de desbetreffende ziekteverwekker is vastgesteld, dient dit volgens de wet
Bestrijding Infectieziekten Opsporing Ziekteoorzaken (WBO) te melden aan de GGD
(Gemeentelijke Gezondheids Dienst). De GGD meldt anoniem aan IGZ
(Inspectiedienst voor de Gezondheidszorg) en levert gegevens voor de landelijke
surveillance van meldingsplichtige ziekten.
5.1 Meldingscriterium
Een persoon met een passend klinisch beeld in combinatie met aantonen van een
viervoudige of grotere stijging van de antistoftiter tegen Chlamydia psittaci in
een serumpaar met behulp van de complement bindingstest (sera afgenomen in de
acute fase en de herstelfase met een tussenpoos van twee of meer weken) of
aanwezigheid van IgM-antistoffen tegen Chlamydia psittaci of aantonen van
Chlamydia psittaci-antigeen in patiëntenmateriaal door middel van
immunofluorescentie of aantonen van Chlamydia psittaci in patiëntenmateriaal met
behulp van de PCR-test.
Literatuurlijst
Aiello S., 1998 The Merck veterinary manual eight edition, USA.
Cornelisse, 1993 Bacteriële en mycotische aandoeningen bij dieren, Bunge,
Utrecht.
Ducatelle K., Zwart P., 1993 Diergeneeskundig Memorandum Handleiding voor
bijzondere dieren, Mycofarm/ Janssen Pharmaceutica/ Solvay Duphar, Amsterdam.
Hooimeijer J., 2000 De opvang van papegaaien, een groeiend probleem, Dier en
Arts 12, 369-370.
Pinney C., 2000 The illustrated veterinary guide 2e editie, MC Graw-Hill, USA.
Internet
http://www.dewittemerel.nl,
19-11-2001, "De witte merel Vogelvereniging"
http://www.rivm.nl/isis ,
11-2001, Infectieziekten Surveillance Informatie Systeem, Staattoezicht op de
Volksgezondheid: Infectieziektenbulletin verschijnt één keer per vier weken.
Bestrijdingsplan Papegaaienziekte (stencils)
B.P.P.: Informatie uit de stencils van Het Bestrijdingsplan Papegaaienziekte,
Boxtel.
Overzicht B.P.P: 1997 Resultaten van het project B.P.P. 1997, Dpt Vet Pathology,
Utrecht University, Utrecht.
Met dank aan: Inger v/d Laan en Marieke Koehorst
Teksten mogen alleen overgenomen worden met toestemming van auteurs
|
|